

EN dat in hartje Amersfoort
Aan de rand van de historische binnenstad verrijzen in en naast het voormalige GGD-gebouw twaalf ruime woningen: 9 stadswoningen (woonoppervlakte tussen circa 170 en 240 m2, exclusief de kelder) en 3 herenhuizen (woonoppervlakte van circa 160 m2). Ruimte in overvloed, ook dankzij de garage en berging waarover alle woningen beschikken.
En dat in hartje Amersfoort!
De centrale ligging en uitstekende bereikbaarheid van de ‘keistad’ dragen bij aan de populariteit van deze hotspot. Vanuit Amersfoort rijd je in een mum van tijd naar steden als Utrecht (via de A28 in nog geen 25 minuten) en Amsterdam (via de A1 in 40 minuten). Reis je liever met de trein? Perfect, want Amersfoort is van oudsher een van de belangrijkste spoorwegknooppunten in Nederland en kent uitstekende verbindingen met omliggende regio’s.
Maar ook recreatief, te voet of op de fiets valt er vanuit Amersfoort veel te ontdekken. Voor je het weet bevind je je in een van de fraaie natuur- en recreatiegebieden die de stad omringen, zoals De Soesterduinen, Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Landgoed Den Treek-Henschoten, Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, De Schammer en Park Vliegbasis Soesterberg.
Dichter bij huis loop je vanaf de Zonnehof, waar met het Rietveldpaviljoen nóg een architectonische blikvanger staat, zo de historische binnenstad van Amersfoort in. Die bruist volop dankzij de aanwezigheid van talrijke leuke horecagelegenheden, unieke speciaalzaken en allerlei mogelijkheden (torenbeklimmingen, rondvaarten, (thema)stadswandelingen) om de rijke historie van Amersfoort – onder meer die van bierstad – tot leven te wekken. Dolen door middeleeuwse straatjes als de Muurhuizen en ’t Havik, verpozen aan de Eemhaven, ontspannen op een van de terrassen aan de voet van de majestueuze Onze Lieve Vrouwetoren: op steenworp afstand van jouw toekomstige woning is het volop genieten!
Dagelijkse boodschappen? Die doe je gewoon om de hoek. Letterlijk, want om de dichtstbijzijnde supermarkt te bezoeken hoef je alleen maar de Arnhemseweg over te steken. Ook scholen en overige belangrijke voorzieningen zijn op loop- en fietsafstand bereikbaar. Zonnehof 10, met recht een toplocatie!


Architectuurhistoricus Max Cramer laat zien dat voormalig GGD-gebouw vol rijkdom, ritme en raadsels zit
Het voormalige GGD-gebouw grauw en saai? Bij een eerste aanblik misschien. Kijk je langer en let je op de details, dan komt het in al zijn rijkdom tot leven. Architectuurhistoricus Max Cramer, decennialang werkzaam geweest bij het Bureau Monumentenzorg in Amersfoort, raakt er niet over uitgepraat. ‘Dit gebouw heeft nog raadsels. Die willen we ontrafelen.’
Max Cramer heeft al heel wat keren moeten uitleggen waarom het GGD-gebouw zo waardevol is. Hij noemt het dan ook een van de meest weerbarstige gebouwen in de regio Amersfoort. ‘Waarom blijft mijn oog er dan op hangen? Dat is altijd de vraag’, zegt hij met een glimlach. De architectuurhistoricus – ‘een duur woord voor een kunsthistoricus die in architectuur gespecialiseerd is’ – licht het met alle liefde toe. Hij is naar de Zonnehof gekomen om een rondje GGD-gebouw te doen. Met zijn boek Architectuur in Amersfoort – Een overzicht van de bouwkunst na 1800 onder de arm, waarin Cramer samen met Anton Groot een paragraaf heeft gewijd aan Zonnehof 10 en het traditionalisme, gaat hij van start. Soms legt hij zijn hand even op het gebouw, om een detail duidelijk te maken of om gewoon even contact te maken met deze betonnen bruut.
Hij vertelt over zijn eerste kennismaking met het gebouw, dat in de vroege jaren zestig is ontworpen en in de late jaren zestig is gebouwd en opgeleverd. ‘Toen ik halverwege de jaren tachtig bij Bureau Monumentenzorg in Amersfoort kwam werken, was het mijn taak een monumentenlijst samen te stellen. Het pareltje daar (wijst naar de overkant), het Rietveldpaviljoen, heb ik onmiddellijk op die lijst laten zetten. Hoe meer ik me in dat gebouw ging verdiepen, hoe meer ik op het tegenovergelegen GGD-gebouw kwam. En hoe langer ik daarnaar keek, hoe mooier ik het vond. Het is een van de meest bijzondere gebouwen van de late wederopbouwtijd; er is geen tweede in Amersfoort aan te wijzen en je zult ook in de provincie goed moeten zoeken.’

Rugdekking
Wat hem fan maakt? Heeft u even? Beginnen bij het begin. ‘Wat mij meteen opviel: dit gebouw geeft de rugdekking waardoor het Rietveldpaviljoen kan stralen. Van een afstandje denk je misschien: een beetje een grauw gebouw. Dan stoot het misschien wat af. Maar als het rugdekking moet geven, is dat misschien wel een kwaliteit.’
Rugdekking klinkt dienstbaar. Maar het GGD-gebouw is ook een architectonisch hoogstandje dat op zichzelf kan staan. Het is een van de allereerste gebouwen in Amersfoort met een betonnen gevel, doceert Cramer. ‘Beton associëren wij vaak met saai en degelijk, er moet heel wat gebeuren om dat mooi te vinden. Maar kijk je dichterbij, dan zie je dat de sporen van de bekisting in de gevel zichtbaar zijn gebleven. Je ziet zelfs de nerven van het hout en de noesten die erin zitten. Men heeft ze niet gladgemaakt, maar laat hiermee juist zien dat er een heel degelijk bouwproces mee gemoeid was. Dat was zeker voor die tijd bijzonder.’ Er zit ritme in het gebouw, mede dankzij die horizontale sporen van de bekisting en de penanten die gelijkmatige kolommen vormen. ‘Tjak, tjak, tjak, tjak’, zegt Cramer, terwijl zijn blik met het gebouw meeglijdt. ‘Je ziet dat er een heel lange lijn in zit, een heel regelmatige cadans. Dat is versterkt door de diepliggende vensters met bronzen lijsten te verbinden; een prachtig evenwicht tussen horizontaal en verticaal. Het maakt dat je dit gebouw heel makkelijk kunt lezen.’
‘Een van de meest bijzondere
gebouwen uit wederopbouwtijd’
Spannende samensmelting
Het karakteristieke werk aan de Zonnehof 10 krijgt de komende periode een tweede leven als herenhuizen. LATEI ontwikkelt samen met Heilijgers en architectenbureau AG NOVA ontwerpt. Cramer volgt het met grote interesse en was tot zijn pensioen deze zomer betrokken vanuit Bureau Monumentenzorg. ‘De ingrediënten van dit gebouw waarover ik vertelde wil je in ere houden. Tegelijkertijd zeggen wij vanuit Monumentenzorg: als je gaat herbestemmen mag je nieuwe dingen toevoegen, omdat het een nieuwe functie krijgt. Dat moet in evenwicht zijn. Als het goed is gegaan, dan kom je later naar dit gebouw toe en zeg je: ik zie hoe de GGD eruitzag, maar ben verrast door hoe de nieuwe elementen daarin zijn gevoegd. Dan kom je dus ook voor de nieuwe fase van het gebouw. Dat is het meest spannende dat je kunt treffen. Die samensmelting en de gemeenschappelijke familietrekjes, daar geloof ik in.’
Cramer kijkt nog een laatste keer naar het gebouw. ‘Het wordt in mijn ogen steeds mooier. Je ziet die gesloten kop met de verticale lijnen. De diepliggende ramen die fraai schaduw geven. Straks met de nieuwe functie kan het gebouw weer schitteren. De architect gaat zelfs kijken of hij de oorspronkelijke kleur van de ramen kan terugvinden, bijvoorbeeld op plekken waar de schilder niet makkelijk bij kon, zoals een scharniertje of een hoekje. Dit gebouw heeft toch nog raadsels. En dat is leuk. Die willen we ontrafelen.’

Bruut
Cramer raakt op dreef. ‘Kom je nog dichterbij, dan zie je dat aan zo’n eenvoudig element als het raam heel veel zorg is besteed. Er is een behoorlijke vensterbank gemaakt, je ziet de gaten zitten waar het water wegliep. Je zou denken: dit hadden ze mooi vlak kunnen afwerken, maar ze hebben er toch een versiering in aangebracht door de opstaande rand, die ver buiten het gebouw komt. Dat geeft contrast en schaduwwerking en zorgt ervoor dat het toch verfijnder is dan je denkt.’
‘Het gebouw oogt bruut’, vervolgt Cramer. ‘Zo wordt deze bouwstijl genoemd, brutalisme. Maar dan zie je, als je er maar bij stil blijft staan en je ogen de kost geeft, dat er zelfs over zo’n betonnen gevel veel te vertellen valt. Ik ben al een kwartier bezig. Dus als mensen zeggen dat dit een saai gebouw is, dan kun je dat ontkrachten door hier te gaan staan en te zeggen wat er gebeurt.’
Hij pakt door. ‘Nog iets: je staat nu op de voeten van het gebouw. Het ziet er nu niet uit, maar tussen het woekerende groen door zie je allemaal basaltblokken liggen, natuurstenen. Dat geeft ook een heel robuust karakter. Maar door de kleinschaligheid en de verschillen zie je schaduwrandjes ontstaan als de zon erop schijnt. Wat je dan ziet, noem ik een zee van basaltblokken. Die zorgt ervoor dat het gebouw in zijn omgeving verankerd staat. Er is dus veel zorg besteed aan de overgang naar de openbare ruimte.’
‘Het gebouw oogt bruut’
Stadsarchitect Linssen
Ook over de schepper van het gebouw valt veel te vertellen. Lambertus (Bart) Johannes Linssen (1915-1971) was zijn naam, stadsarchitect van Amersfoort (tussen 1957 en 1966) zijn titel. Cramer: ‘Een vooraanstaand architect. Hij is opgeleid in de traditie van de Bossche School. Een wat traditionele school, vandaar de stijlnaam traditionalisme. Het kwam vooral in het Brabantse tot leven, na de oorlog. Ze waren op zoek naar een architectuurstijl die voor kerken en kloosters geschikt was en kwamen erachter dat de maatverhouding van onderdelen daarbij heel belangrijk was. Dat gold ook voor andere gebouwen, dus wat ze ontwikkelden bleek een universeel systeem dat ook voor een kantoor of een GGD-gebouw geschikt was. Het maatsysteem dat eraan ten grondslag ligt, is ingewikkeld. Anton Groot en ik doen daar nog steeds studie naar. Net als naar Linssen. Hij was een man van wie wordt verteld dat hij in zijn binnenzak een liniaaltje had om al die verhoudingen uit te rekenen. Hij had zijn eigen maatsysteem. Dat komt terug in het GGD-gebouw. Dit is zijn topwerk. Als je het over Linssen hebt, zegt iedereen: het GGD-gebouw.’